Jaarverslag 2019 Actualiteit: Nareis
*Om de linken naar ve-nummers te kunnen gebruiken, dient u ingelogd te zijn op Migratieweb.
Er heeft zich in 2019 een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van nareis. Zo heeft de Afdeling op 31 oktober 2019 een tweetal uitspraken gedaan over nareis op nareis (zie ECLI:NL:RVS:2019:3678 (ve19003221*) en ECLI:NL:RVS:2019:3682 (ve19003192*)). In deze uitspraken heeft de Afdeling overwogen dat de Gezinsherenigingsrichtlijn er niet aan in de weg staat dat de staatssecretaris het nareisbeleid niet nog een keer toepast als een vreemdeling, op wie hij het nareisbeleid heeft toegepast omdat die als jongvolwassene behoort tot het ouderlijk gezin, vervolgens zelf optreedt als referent om zijn eigen gezin te laten nareizen. Het betreft immers begunstigend beleid en de vreemdeling kan een reguliere aanvraag indienen. De Gezinsherenigingsrichtlijn staat er evenmin aan in de weg dat de staatssecretaris, mede gelet op art. 24 Handvest en art. 3 IVRK, een uitzondering maakt in het voordeel van minderjarige kinderen die feitelijk behoren tot het gezin van de vreemdeling door op hen wel het nareisbeleid toe te passen. De staatssecretaris heeft deze toepassing echter niet neergelegd in C2/4.1 Vc.
In ABRvS 5 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3697 (ve19003286*)) heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over nareis na naturalisatie. De uitspraak gaat over de vraag of een vreemdeling in aanmerking kan komen voor nareis bij een referent die ten tijde van de aanvraag is genaturaliseerd tot Nederlander. De vreemdeling heeft betoogd dat de staatssecretaris in strijd met het discriminatieverbod heeft gehandeld door ongerechtvaardigd onderscheid te maken tussen een referent die genaturaliseerd is tot Nederlander nadat hij een periode rechtmatig verblijf o.g.v. een asielvergunning heeft gehad en een referent die niet is genaturaliseerd en nog steeds een asielvergunning heeft. De Afdeling gaat hier echter niet in mee. Het vereiste dat referent een vreemdeling is a.b.i. art. 1 Vw komt overeen met de Gezinsherenigingsrichtlijn. Als een vreemdeling niet in aanmerking komt voor nareis bij een referent omdat deze is genaturaliseerd, biedt de Vw een andere mogelijkheid om gezinshereniging te bewerkstelligen, nu art. 7 Gezinsherenigingsrichtlijn van overeenkomstige toepassing is in de situatie van gezinshereniging van een derdelander met een Nederlander. De vreemdeling kan een reguliere aanvraag indienen voor gezinshereniging. Voor een geslaagd beroep op het discriminatieverbod is o.m. vereist dat de staatssecretaris referent als gevolg van zijn naturalisatie nadeliger behandelt dan een referent die nog steeds een asielvergunning heeft, waarvan in casu niet is gebleken. Met het oog hierop is relevant dat het Nederlanderschap van referent het recht op gezinshereniging niet in de weg staat.
Op 12 december 2019 heeft het HvJEU het arrest T.B. (C-519/18) (ve19003500*) gewezen. In deze zaak is het verzoek om gezinshereniging ten gunste van de zus van T.B. o.a. afgewezen omdat de zus niet had aangetoond dat zij, rekening houdend met haar opleidingsniveau en haar gezondheidstoestand, wegens deze gezondheidstoestand niet in staat was zelf te voorzien in haar levensonderhoud, met dien verstande dat zij volgens de bij haar verzoek gevoegde medische documenten leed aan een depressie die een regelmatige medische follow-up vereiste. T.B. voert aan dat art. 10 lid 1 en 2 Gezinsherenigingsrichtlijn worden geschonden door het nationale voorschrift op grond waarvan broers of zussen van een vluchteling een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging kunnen verkrijgen mits zij wegens hun gezondheidstoestand niet in staat zijn om zelf te voorzien in hun levensonderhoud. Het Hof antwoordt dat art. 10 lid 2 van de Richtlijn zich hier niet tegen verzet mits ten eerste bij de beoordeling van dit onvermogen rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van vluchtelingen en die beoordeling wordt voorafgegaan door een geïndividualiseerd onderzoek waarbij alle relevante gegevens in aanmerking worden genomen, en ten tweede, eveneens rekening houdend met de bijzondere situatie van vluchtelingen en na een geïndividualiseerd onderzoek waarbij alle relevante gegevens in aanmerking worden genomen, kan worden vastgesteld dat de betrokkene daadwerkelijk door de vluchteling materieel wordt gesteund of dat de vluchteling kennelijk het gezinslid is dat het best in staat is om de vereiste materiële steun te verlenen.