Jaarverslag 2020 Actualiteit: Ongemotiveerde afwijzing visum kort verblijf
*Om de linken naar ve-nummers of Migratieweb te kunnen gebruiken, dient u ingelogd te zijn op Migratieweb. Heeft u geen toegang dan kunt u een hier een proefaccount aanvragen.
In de rubriek Vraag & Antwoord van A&MR 2020, nr. 9 (ve20003351*) is antwoord gegeven op de vraag of een visum kort verblijf ongemotiveerd kan worden afgewezen. Twee vreemdelingen, van Syrische en Egyptische nationaliteit, hebben een visum aangevraagd voor familiebezoek. De visa zijn geweigerd omdat een of meer lidstaten hen beschouwen ‘als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in art. 2 lid 19 Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten’ (art. 32 lid 1 (a) (vi) Visumcode). Samengevat was het antwoord dat indien de lidstaat de derdelander vreemdeling informeert over de beroepsmogelijkheden, een verwijzing naar art. 32 lid 1 (a) (vi) Visumcode in lijn is met artt. 47 en 41 Handvest Grondrechten EU, waarbij is afgegaan op de conclusie A-G van 9 september 2020 in zaak R.N.N.S. en K.A. (ve20002988*).
Inmiddels heeft het Hof uitspraak gedaan (ve20003661*) in laatstgenoemde zaak. Uit deze uitspraak volgt dat de lidstaat, die de aanvraag afwijst op grond van het bezwaar van een andere lidstaat, verplicht is te vermelden welke lidstaat het bezwaar heeft gemaakt, inclusief de specifieke weigeringsgrond en in voorkomend geval een korte weergave van de redenen voor het bezwaar. Ook moet duidelijk worden tot welke autoriteit de vreemdeling zich kan wenden om te vernemen welke beroepsmogelijkheden er zijn. Ten tweede kan de lidstaat, die de aanvraag heeft afgewezen, niet de gegrondheid van het bezwaar door de andere lidstaat onderzoeken. De tot nu toe gehanteerde lijn door de IND (zie ve19000689* en ve19000685*), waarin deze enkel verwijst naar het bestaan van een bezwaar door een andere lidstaat, voldoet dus niet. De IND zal in ieder geval moeten verduidelijken welke lidstaat bezwaar heeft gemaakt en ook hoe de vreemdeling beroep in kan stellen tegen het bezwaar. Wel kan de IND zich op het standpunt stellen dat de Nederlandse rechter niet in het bezwaar van de andere lidstaat kan treden.
In de tussenuitspraak van VK Amsterdam van 4 maart 2020 (JV 2020/76, ve20000728*) had de IND bovendien niet bekend gemaakt welke lidstaat bezwaar heeft gemaakt, hetgeen voor deze rechter aanleiding is geweest een aanvullende prejudiciële vraag (ve20002993*) te stellen bij de hiervoor besproken zaak. In die zaak is helaas ook nu nog geen conclusie AG of uitspraak, maar gelet op bovenstaand arrest zal de uitkomst geen verrassing zijn. Overigens zijn ook in de verwijzingsuitspraken in de zaak R.N.N.S. en K.A. (eerdergenoemde ve19000689* en ve19000685*) nog geen einduitspraken gekomen.