Jaarverslag 2019 Actualiteit: Dublin

*Om de linken naar ve-nummers te kunnen gebruiken, dient u ingelogd te zijn op Migratieweb. 
Op het gebied van de Dublinverordening gebeurde in 2019 onverminderd veel. Zo boog het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zich in het arrest Jawo van 19 maart 2019 over de vraag hoe het begrip ‘onderduiken’ uit Artikel 29, tweede lid, tweede zin, van de Dublinverordening uitgelegd dient te worden. Jawo was een Gambiaanse asielzoeker die in Duitsland asiel aan had gevraagd (ve19000805* 19-03-2019, JV 2019/89 nt H. Battjes, ECLI:EU:C:2019:218). Uit Eurodac-gegevens bleek dat Jawo eerder in Italië een asielaanvraag gedaan had en de Duitse autoriteiten vroegen Italië Jawo terug te nemen. De geplande overdracht ging niet door, omdat Jawo zich op de overdrachtsdatum niet in de opvanglocatie bevond. De Duitse autoriteiten meldden aan de Italiaanse autoriteiten dat Jawo ondergedoken was en de overdrachtstermijn derhalve werd verlengd naar achttien maanden. Jawo stelde echter dat hij nooit ondergedoken was en zo snel mogelijk was teruggekeerd naar de opvanglocatie toen hij hoorde dat de autoriteiten naar hem op zoek waren. Ook had niemand hem ooit verteld dat hij zijn afwezigheid had moeten melden, zo stelde hij. 

Het Hof kwam tot de conclusie dat een asielzoeker ‘onderduikt’ wanneer hij er doelbewust voor zorgt dat hij buiten het bereik van de bevoegde autoriteiten blijft, met de bedoeling overdracht te voorkomen. Wanneer de vreemdeling zijn woonplaats heeft verlaten, zonder dit aan de autoriteiten te melden, mag worden aangenomen dat hij ondergedoken is. Het is wel van belang dat hij door de autoriteiten werd geïnformeerd over deze verplichtingen. Sanderijn Wierink schreef over dit arrest een Uitspraak Uitgelicht, deze verscheen in A&MR Aflevering 5, waarin zij onder meer beargumenteert dat een asielzoeker succesvol kan betogen dat Nederland al na zes maanden verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag indien hij niet is ingelicht over zijn verplichtingen (ve19001663*, 11-06-2019).
In het arrest Jawo bepaalt het Hof ook dat Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aan een Dublin-overdracht in de weg staat indien de vreemdeling in het geval van overdracht en na verlening van internationale bescherming, buiten zijn eigen keuzes en wil om daadwerkelijk terecht kan komen in een situatie van ‘zeer verregaande materiële deprivatie’. Men spreekt pas van zo’n situatie als niet kan worden voorzien in basisbehoeften zoals eten, een bad nemen en het hebben van onderdak.

In het arrest H. & R. bepaalde het HvJEU dat lidstaten in terugnamesituaties niet hoeven te toetsen aan de verantwoordelijkheidscriteria uit hoofdstuk III van de Dublinverordening (ve19000961*, 02-04-2019, JV 2019/91 nt H. Battjes, ECLI:EU:C:2019:280). Bij terugname kunnen asielzoekers zich dan ook niet op deze criteria beroepen. Volgens Annotator Hemme Battjes was een andere lezing van de Dublinverordening ook mogelijk geweest. Deze alternatieve lezing legt hij in zijn noot bij het arrest H. & R. uit.

Ook op nationaal vlak vonden belangrijke ontwikkelingen plaats met betrekking tot de Dublinverordening. Voor eenieder die op de hoogte wilde blijven van de laatste ontwikkelingen organiseerde SMN de cursus Actuele Ontwikkelingen rond Dublin. In deze cursus gingen Wil Eikelboom, advocaat bij Prakken d’Oliveira te Amsterdam, en Peter Banda, rechter bij Rechtbank Overijssel, in op recente jurisprudentie, waarbij onderwerpen als termijnen, medische omstandigheden en de situatie in Italië en Griekenland aan bod kwamen.

Met betrekking tot Griekenland kondigde de staatssecretaris in 2018 aan voor het eerst sinds 2011 overdrachten in het kader van de Dublinverordening te hervatten; hij stelde dat de situatie in Griekenland hiervoor voldoende verbeterd was. Dit najaar oordeelde de Afdeling echter dat de overdrachten van Dublinclaimanten naar Griekenland vooralsnog niet mogen plaatsvinden. Eerst moet de staatssecretaris onderzoeken of de asielzoekers na de overdracht toegang zullen krijgen tot rechtsbijstand. Pas als gegarandeerd kan worden dat rechtsbijstand zal worden verstrekt, mogen de overdrachten hervat worden. Vanwege het grote tekort aan asieladvocaten in Griekenland (zie AIDA Country Report Greece, 2018 update p.58) is het zeer de vraag of deze garantie op korte termijn kan worden gegeven.

Hoewel de Afdeling in enkele recente uitspraken (zie bijvoorbeeld ve19001728*, 12-06-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1861 en ve19002257*, 01-08-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2663) heeft geoordeeld dat overdrachten naar Italië doorgang kunnen vinden — ook wanneer het gaat om gezinnen met minderjarige kinderen — heeft het EHRM onlangs enkele interim measures toegewezen. Bovendien heeft het EHRM vragen gesteld aan de Nederlandse overheid over de individuele garanties voor een gezin met minderjarige kinderen (ve19003260*, 11-10-2019) en heeft ook de Afdeling een voorlopige voorziening toegekend in een soortgelijke zaak (ve19003215*, 29-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3620). In 2020 zal ongetwijfeld meer duidelijk worden over de situatie in Italië en de Dublin-overdrachten naar dit land.

TERUG